umkwakken werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. omvallen

    Jan was zo dronkend, en toch op de fietse, en daor kwakte hij mij toch umme, midden op de straote (Diever)

    Ze leuiten de bomen omkwakken (Zeyen)

    Zie ook:
  2. omgooien

    Die blompot hef de katte ummekwakt (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...