umschikken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. anders schikken

    Zij hef de spullegies op het kassien wat um eschikt (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. zijn plek weten, zich naar anderen richten

    As ij in de jeugd umschikken leerd hebt, dan redt ij het wal in jo leven (Schoonebeek)

    umstaon

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...