umsukkeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. ziek zijn

    Hai het er laank met omsukkeld

    Zie ook:
  2. bezig zijn

    Daor kan e nog wel ies een toer met omsukkeln (Vries)

    Hij sukkelt al weer een beetie umme (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...