umwisseln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. omwisselen

    Hie hef de liest van het schilderij umwisseld (Sleen)

    Wij hebt de schoenen weer ummewisseld

    Hie mot de banden umwisseln

    In het zeikenhoes bint de poppies umwisseld

    Ik moet eerst wat geld umwisselen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...