umzwèeien werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. omdraaien

    Een vracht oplieren, dan umzwaaien en dan laoten zakken in het ruum van het schip (Nieuw Amsterdam)

    Hij is umzwaaid; hij vertelt nou een heil ander verhaal (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. omzwerven(Kop van Drenthe)

    Hie hef de hiele nacht um

    zwèeid (Buinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...