undervinden overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. ondervinden

    Hij zal wel ondervienden dat alles niet vanzolf giet (Kerkenveld)

    Dat moej zulf undervinden (Balloo)

    Dat heb ik an het lief undervonden (Gieten)

    Ik heb der geein naodeeil van undervunden (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...