vangen
Hij vung een monster van een snoouk (Gasselte)
De kinder hebben dikkoppen vongen in 't sloot (Emmer Compascuum)
inhalen
Ik wol hum ontlopen, mar hij vönk mij weer (Ruinerwold)
door geboorte verkrijgen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Wij hebt net een nöchtern kaalf vongen (Eexterveen)
Wij hebt gisteraovend nog een kalf achterneers vangen (Hooghalen)
Wij hebben een meraokel mooi vool bai het peerd vongen (Een)
(wederk.) zichzelf onder het stappen op de voorhoeven trappen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Een overklapper is een peerd dat hum zölf vangt (Zuidwolde)
klappen