vaorig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidwest-Drenthe
  1. tochtig van een koe

    Die koe is vaorig, wie giet er mit hen de bolle? (Ruinerwold)

    Ik dèenke det die koe vaorig is; zij is an het repen (Hoogeveen)

    bols

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...