vaststellen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. vaststellen

    Wij kunt wel vaste stellen dat de koop niet deurgiet (Kerkenveld)

    Wij hebt de daotum vast esteld (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. (zoz), in 'Bij het metselen worden de hoeken

    bepaold

    vaststeld (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...