veiling -s, de
  1. veiling

    De inzet van de veiling is al west (Hooghalen)

    Ze gaot er mit de bloumen naor de veiling (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. (zwz), in

    in de veiling nemen

    Laot oe niet in de veiling nemen (Koekange)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...