venten onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. venten

    De bakker ventte mit een karre (Diever)

    Hij vent bij de hoezen langs (Anloo)

    Zie ook:
  2. Die vent mit kool

    Zie ook:
  3. te koop lopen

    Daor loop wij niet met te venten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...