(wederk.) zich vertillen
Pas op, verbeurt oe niet, het is zwaor spul (Hollandscheveld)
Ik heb het in de rugge, ik heb mij verbeurd (Sleen)
verliezen
Aj een weddenschap verliest, is de inzet verbeurd (Eext)
Paand verbeuren (Hijken)
De boedel is verbeurd verklaard (Schoonlo)
de beurt voorbij laten gaan(Zuidwest-Drenthe Noord)
Zie ook: