verbiesterd bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. van de kaart, in de war

    Hij was totaal verbiesterd nao die uutslag (Havelte)

    Hie steet er verbiesterd naor te kieken (Anderen)

    Ie raakt grif in al die padties en steegies verbiesterd, ...op 'n biester (Ruinen)

    Een verbiesterde hond vindt de weg niet weer (Klazienaveen)

    veraltereerd

    verbalderd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...