te erg broeien
Het poppie was hielemaol verbruid met aal dat waarme goed an (Weiteveen)
IJ verbruit jezölf met die das (Sleen)
Het varken is verbruid
verknoeien
Hij hef het bai dat wicht verbruid (Norg)
Hie hef het op schoel hielemaol verbruid (Odoorn)
verbruun