verdig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: verrig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), veerdig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), vèerdig (Midden-Drenthe), verig (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. vlug, vlot, flink, kras

    De aol man is wel al over de tachtig, mor hie is nog zo verig as wat (Eext)

    Het gung verrig van de haand (Sleen)

    Het is toch zo'n knap, veerdig vrommes (Hooghalen)

    Ze was nog goud verig (Eelde)

    Zie ook:
  2. welgeschapen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Een verrige schup

    Zie ook:
  3. klaar(Midden-Drenthe)

    Je moet je verrig maoken, wij moet vort (Gieten)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...