verdoezeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verdoezelen, verbergen

    De waorheid hef hij verdoezeld (Pesse)

    Hij hef zien fouten verdoezeld (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. verknoeien, verpierewaaien(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie hef al zien geld verdoezeld (Zweelo)

    Hie zag er verdoezeld oet

    verboezeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...