verdommen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. vertikken

    Ik verdom het um dat nog een keer te dooun (Gasselte)

    Dat peerd verdomt het ieskold (Zeyen)

    Zie ook:
  2. schelen

    Wat kan mij dat verdommen, wat ze der van zegt (Havelte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...