verdoven overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verdoven

    Veur as de tandarts de koeze trekt, giet ie hum eerst verdoven (Elim)

    Hij kreeg een dreun, hie was hielmaole verdoofd (Geesbrug)

    De kaok was hum stief van het verdoven (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...