verdrietig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. verdriet hebbend of bezorgend

    Het is verdreitig wark, aj met al je knooien nooit wieder komt (Oosterhesselen)

    Het is verdretig, dat het kind gien mo meer hef (Beilen)

    Ik wuur der verdrietig van

    Zie ook:
  2. moedeloos makend

    Het is verdrietig weer (Wapse)

    Zie ook:
  3. niet lekker, ook een beetje boos(Zuidwest-Drenthe)

    Het peerd trekt de oren in de nekke, dreigt een beetien mit de bienen, is körtweg ezegd wat verdrie (Havelte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...