verduren werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. verduren, verdragen

    Ik snap niet, hoou of e die pien verduren kan zunder pillen van dokter (Eext)

    Het geriedschap hef bij de iene boer wal mèer te verduren as bij de aander (Sleen)

    Zie ook:
  2. uithouden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het stinkt door zo, ie kunt er niet bij verduren (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...