vergreld bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. kwaad

    Doou ze verkeerde dingen van hum zeden, wur hij zo vergreld, dat, hie kreeg broes op de mond (Eext)

    Mien vrouw was hartstikke vergreld op mie (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...