vergriemen overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. verknoeien, vermorsen

    Doe bust ein motzwien, doe vergreimst alles (Barger Oosterveld)

    Doe most die plak stoede nait vergraimen (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. Hai het zien geld vergraimd (Zuidlaren)

    Zie ook:
  3. vermorzelen

    Van aandern heur ik dat e mij wel vergreeimen kan (Eext)

    Ik was zo kwaod! As ik hum in handen kregen haar, ik geleuf, ik haar hum vergreimd (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...