verkiezen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. kiezen

    Wij moet nog een neie veurzitter verkiezen (Zweelo)

    Ze zult de baovenste van het tweital wel verkiezen (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. verkiezen

    Ik verkies daor niet an met te doen (Borger)

    Wie verkeizen appels boven peren (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...