verkletsen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verpraten

    Wij hebt vanmörgen de tied weer verkletst (Gieten)

    verkleistern, verproten, verkwaken, verleutern, verlullen

    Zie ook:
  2. verraden(Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Non moej dat geheimpien niet verkletsen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...