verklien overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verkleden

    Ze mussen zuk achter het toneel verkleiden (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. afleggen van een gestorvene(Zuidwest-Drenthe)

    Vrogger muusen de buurvrouwen het liek verkleden (Havelte)

    De naobers kwamen te verkleen (Wapse)

    De naoste buren gungen hen verkleden en 's aovends worde het liek ien de kiste legd (Ruinen)

    ofleggen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...