verkoldenheit de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: verk(a)old... (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), verkaolden... (Midden-Drenthe), ..digheid (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. verkoudheid

    Hij kan maor niet van zien verkaoldenheid ofkommen (Beilen)

    Mien verkoldenhaid wol mor nait overgaon (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...