verkrupen sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. zich kruipend verplaatsen

    De jaeger zee: laore wij nog een entie verkroepen, d.i. een endtie ummeschikken (Dwingelo)

    Mooi liggen blieven en niet verkrupen (Sleen)

    Zie ook:
  2. ongeoorloofd verzuimen

    Die jonge wol de schoele verkroepen, mar det zat hum niet glad; zien moe had hum deur (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...