zich kruipend verplaatsen
De jaeger zee: laore wij nog een entie verkroepen, d.i. een endtie ummeschikken (Dwingelo)
Mooi liggen blieven en niet verkrupen (Sleen)
ongeoorloofd verzuimen
Die jonge wol de schoele verkroepen, mar det zat hum niet glad; zien moe had hum deur (Broekhuizen)