verlangst de
  1. verlangen, heimwee

    Wij hadden dat kind in de vakantie, mar het kreeg zo'n verlangst hen hoes (Sleen)

    Nao een weke hef ze alweer verlangst naor huus (Elim)

    Hij hef verlangst naor de vrouwe (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...