verlof
Hij kreeg er verlof veur (Grolloo)
Hij gung met groot verlof (Beilen)
Alle verloven binnen introkken (Peize)
vergunning
Zie hebt allèn mar verlof, zie meugt gien starke drank schenken (Sleen)
Der was verlof A en verlof B.
gelagkamer
De kerels zit in het verlof, die Jaan bij zien tolhoes hef (Eext)