Ook: verluden
luiden van de klok, ten teken dat er iemand is overleden. Aan de tijd van luiden of het aantal keren
As der iene overleden is, giet de belle op de kerke. Dat is verluden (Schoonoord)
Wie is er vanmorgen verluud? (Nijeveen)
Veur een aolder man of vrouw ludde de klok langer as veur een kind (Emmen)
Bij een man 2 x kört en 1 keer lang, veur een vrouw 1 x kört en 1 x lang en veur een kind 1 x kör (Grolloo)
Wanneer het een manspersoon is, de èerste 20 slaegen mit de zwaore klokke en dan de lichte der bij (Wapse)
Bij een kind de kleine klok ien keer en bij een grote beide klokken drie keer (Sleen)
(fig.) een borrel drinken na het slachten van een dier(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
As het varken an de ledder hung, dan mus het dier verluud worden. Dan kreej een borrel (Ruinerwold)
Kom mor jongs, wij moet hum even verluun (Sleen)
Heel vrogger weurd na het steken van een zwien een borrel dronken. Dat was verluden (Roswinkel)
As er een haas scheuten weur, gungen ze die verluden. Dan kreeg elk een borrel oet hetzölfde glas (Borger)