verordeneren overgankelijk, werkwoord, zwak

Ook: verördern

  1. verordonneren, beslissen

    Wij kunt dat noou wel verordeneren, mor het mot Jantje ok goud weden (Gasselte)

    Dat is alles zo verordeneerd, daor is niet an te törnen

    Het mot zo, hij hef het zo verörderd (Barger Compascuum)

    Bron: J.H. Bergmans-Beins Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...