verplichting -s, -en, v, de
  1. verplichting

    Wij heb gien verplichting an hum (Gieten)

    Ie moot oen verplichting naokomen (Wapse)

    Het vaalt neit met as ze je aal maor neie verplichten opleggen (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...