verrotten
Ie hoeft die appels niet te laoten verrotten, want dan kuj ze mij wel geven (Elim)
De èerpels verröt in de grond (Hooghalen)
Zie kunt um mij verrötten
weigeren(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Dat pèerd verröt het um te trekken (Oosterhesselen)
schelen
Het kan mij niks verrotten (Meppel)
verrekken