verschoeven overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verschuiven

    IJ moet die taofel wat verschoeven, hie stiet wat wuppelig (Zwinderen)

    Bai het dammen de stukken verschoeven (Roden)

    Zie ook:
  2. Die ofspraak, die moej niet weer verschoeven (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...