verslinden overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verslinden

    Hij hef zien eten in een, twei, drei verslunden (Havelte)

    Ik was zo kwaod op hum, ik kun hum wal verslinden (Zweelo)

    Oes wicht verslindt boeken (Westdorp)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...