versmelten overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. versmelten

    Dat versmelt wal mit mekaar (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. wegsmelten

    De botter is versmölten (Wapserveen)

    De snei is an het versmelten (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...