verspreiden overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verspreiden

    De mest wordt op het land verspreid (Zwinderen)

    De kraant wordt in de hiele umgeving verspreid (Balloo)

    Die ziekten kunt heur verspreiden (Schoonebeek)

    Het gerucht verspraaidt zuk gauw (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...