versteuren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verstoren, storen

    Vogelnösten meuj nich versteuren (Barger Compascuum)

    De vergadering verstoren, ...versteuren (Hollandscheveld)

    Ik was der met an de loop en doe wuurd ik der bij verstörd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...