versteuten overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verstoten

    Hij wol zien kinder versteuten (Emmer Erfscheidenveen)

    Der waren drei laomer bij; iene hef e verstöt (Sleen)

    Dat iene bikkien wordt verstöt. Misschien dat hie gien tet krig (Ruinen)

    verstöt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...