vervenen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. vervenen

    Al die grond is verveend in de afgelopen jaoren (Padhuis)

    Ze binnen dei plaotse an het vervenen (Emmer Erfscheidenveen)

    Hij hef dat slag verveend (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...