vervliegen onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. (snel) voorbijgaan

    De tied vervlogt (Emmer Erfscheidenveen)

    Net of het van die wondere dingen oet lang vervleugen dagen wol vertellen

    Bron: A. Dening Zie ook:
  2. vervluchtigen

    De karbidbusse goed ofsluten, anders vervlug het allemaol (Coevorden)

    Het is in rook vervleugen (Smilde)

    Zie ook:
  3. (wederk.) verkeerd vliegen

    Het is slecht weer, de postdoeven kunt heur wal vervliegen (Emmen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...