(snel) voorbijgaan
De tied vervlogt (Emmer Erfscheidenveen)
Net of het van die wondere dingen oet lang vervleugen dagen wol vertellen
vervluchtigen
De karbidbusse goed ofsluten, anders vervlug het allemaol (Coevorden)
Het is in rook vervleugen (Smilde)
(wederk.) verkeerd vliegen
Het is slecht weer, de postdoeven kunt heur wal vervliegen (Emmen)