verwaarlozen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verwaarlozen

    Ze hadden dat peerd hielemaol verwaarloosd, het dier was glad uuthongerd (Nieuw Amsterdam)

    Hij hef dat hoes laoten verwaarlozen (Schoonlo)

    verslontern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...