verwieten overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. verwijten

    Hom vaalt niks te verwieten (Emmer Erfscheidenveen)

    Ie mut mij niks verwieten, ik kan het niet helpen (Koekange)

    *De pot verwet de ketel dat e zwaart zut

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...