verzegeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verzegelen

    De plietsie het het hoes verzegeld (Roderwolde)

    Die brief mut verzegeld worden, zeg de notaris (Zwinderen)

    Zie ook:
  2. (bijent.) afsluiten met was

    Een paar raoten bunt nog nich verzegeld (Barger Oosterveld)

    Zegelhunnig is verzegelde hunnig in de raote (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...