verzeugen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verkeerd zogen, te kort of te lang doen zuigen

    De mot hef de biggen verzeugd (Padhuis)

    Verzeugde biggen of een verzeugd vooltie (Roderwolde)

    Van een eelsk wicht zeg wij: dat is een verzeugd ding (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...