verzinken II overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verzinken, (laten) zakken

    De reuster van een puttie moej laoten verzinken (Hijken)

    Het reuster van het puttie mut wat verzunken wèen, aans dan kriej problemen mit de ofwatering (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...