verzitten sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. te lang zittend doorbrengen

    Die zal de tied wal weer verzitten

    Ik heb mien tied verzeten (Valthermond)

    Zie ook:
  2. (wederk.) niet op de slag verdacht zijn, er niet bij zijn(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij het hom maal verzeten op de verkoping (Roderwolde)

    Hie hef zuk gooud verzeten, het hoes gung an zien neus veurbij

    Zie ook:
  3. anders gaan zitten

    Ik moet even verzitten, ik krieg het in de rugge (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...