verzoeren onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. verzuren

    Dat stok laand is verzoerd, dat kan niet goed ofwaetern (Nijensleek)

    er kan gien lucht inkommen (Westdorp)

    Zie ook:
  2. Hie verzoert. Hie blef zitten, waor e zit (Anderen)

    *Wat in het vat zit, verzoert niet (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...