verzolen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. verzolen

    Mien schounen mouten neudig verzoold worden (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. As dat nog weer dust, dan za'k die de kont verzolen, dast twei weken nich zitten kanst

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...