veurkommen I het
  1. uiterlijk, manier van doen

    Wat is die jong beschaofd in zien veurkommen (Gasselte)

    Die man hef een net en eerlijk veurkomen (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. omvangrijke boezem

    Kerel, wat hef dat meinse een veurkommen! As den zo'n inkommen hef as zien veurkommen, dan is er gie (Coevorden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...